Vervoeging van aanbieden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bied aan
    • jij biedt aan
    • hij/zij/het biedt aan
    • wij bieden aan
    • jullie bieden aan
    • zij bieden aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bood aan
    • jij bood aan
    • hij/zij/het bood aan
    • wij boden aan
    • jullie boden aan
    • zij boden aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb aangeboden
    • jij hebt aangeboden
    • hij/zij/het heeft aangeboden
    • wij hebben aangeboden
    • jullie hebben aangeboden
    • zij hebben aangeboden
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had aangeboden
    • jij had aangeboden
    • hij/zij/het had aangeboden
    • wij hadden aangeboden
    • jullie hadden aangeboden
    • zij hadden aangeboden
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aanbieden
    • jij zult aanbieden
    • hij/zij/het zal aanbieden
    • wij zullen aanbieden
    • jullie zullen aanbieden
    • zij zullen aanbieden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal aangeboden hebben
    • jij zult aangeboden hebben
    • hij/zij/het zal aangeboden hebben
    • wij zullen aangeboden hebben
    • jullie zullen aangeboden hebben
    • zij zullen aangeboden hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou aanbieden
    • jij zou aanbieden
    • hij/zij/het zou aanbieden
    • wij zouden aanbieden
    • jullie zouden aanbieden
    • zij zouden aanbieden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben aangeboden
    • jij zou hebben aangeboden
    • hij/zij/het zou hebben aangeboden
    • wij zouden hebben aangeboden
    • jullie zouden hebben aangeboden
    • zij zouden hebben aangeboden
  • Imperatief

    • jij bied aan
    • jullie biedt aan

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van aanbieden