Vervoeging van aanvloeien

Onbepaalde wijs (infinitief): aanvloeien

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het vloeit aan
    • zij vloeien aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het vloeide aan
    • zij vloeiden aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het is aangevloeid
    • zij zijn aangevloeid
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het was aangevloeid
    • zij waren aangevloeid
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal aanvloeien
    • zij zult aanvloeien
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal aangevloeid zijn
    • zij zult aangevloeid zijn
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal aanvloeien
    • zij zullen aanvloeien
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal zijn aangevloeid
    • zij zullen zijn aangevloeid