Vervoeging van adviseren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik adviseer
    • jij adviseert
    • hij/zij/het adviseert
    • wij adviseren
    • jullie adviseren
    • zij adviseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik adviseerde
    • jij adviseerde
    • hij/zij/het adviseerde
    • wij adviseerden
    • jullie adviseerden
    • zij adviseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geadviseerd
    • jij hebt geadviseerd
    • hij/zij/het heeft geadviseerd
    • wij hebben geadviseerd
    • jullie hebben geadviseerd
    • zij hebben geadviseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geadviseerd
    • jij had geadviseerd
    • hij/zij/het had geadviseerd
    • wij hadden geadviseerd
    • jullie hadden geadviseerd
    • zij hadden geadviseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal adviseren
    • jij zult adviseren
    • hij/zij/het zal adviseren
    • wij zullen adviseren
    • jullie zullen adviseren
    • zij zullen adviseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geadviseerd hebben
    • jij zult geadviseerd hebben
    • hij/zij/het zal geadviseerd hebben
    • wij zullen geadviseerd hebben
    • jullie zullen geadviseerd hebben
    • zij zullen geadviseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou adviseren
    • jij zou adviseren
    • hij/zij/het zou adviseren
    • wij zouden adviseren
    • jullie zouden adviseren
    • zij zouden adviseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geadviseerd
    • jij zou hebben geadviseerd
    • hij/zij/het zou hebben geadviseerd
    • wij zouden hebben geadviseerd
    • jullie zouden hebben geadviseerd
    • zij zouden hebben geadviseerd
  • Imperatief

    • jij adviseer
    • jullie adviseert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van adviseren