Vervoeging van affineren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik affineer
    • jij affineert
    • hij/zij/het affineert
    • wij affineren
    • jullie affineren
    • zij affineren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik affineerde
    • jij affineerde
    • hij/zij/het affineerde
    • wij affineerden
    • jullie affineerden
    • zij affineerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geaffineerd
    • jij hebt geaffineerd
    • hij/zij/het heeft geaffineerd
    • wij hebben geaffineerd
    • jullie hebben geaffineerd
    • zij hebben geaffineerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geaffineerd
    • jij had geaffineerd
    • hij/zij/het had geaffineerd
    • wij hadden geaffineerd
    • jullie hadden geaffineerd
    • zij hadden geaffineerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal affineren
    • jij zult affineren
    • hij/zij/het zal affineren
    • wij zullen affineren
    • jullie zullen affineren
    • zij zullen affineren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geaffineerd hebben
    • jij zult geaffineerd hebben
    • hij/zij/het zal geaffineerd hebben
    • wij zullen geaffineerd hebben
    • jullie zullen geaffineerd hebben
    • zij zullen geaffineerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou affineren
    • jij zou affineren
    • hij/zij/het zou affineren
    • wij zouden affineren
    • jullie zouden affineren
    • zij zouden affineren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geaffineerd
    • jij zou hebben geaffineerd
    • hij/zij/het zou hebben geaffineerd
    • wij zouden hebben geaffineerd
    • jullie zouden hebben geaffineerd
    • zij zouden hebben geaffineerd
  • Imperatief

    • jij affineer
    • jullie affineert

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van affineren