Vervoeging van afmatten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik mat af
    • jij mat af
    • hij/zij/het mat af
    • wij matten af
    • jullie matten af
    • zij matten af
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik matte af
    • jij matte af
    • hij/zij/het matte af
    • wij matten af
    • jullie matten af
    • zij matten af
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb afgemat
    • jij hebt afgemat
    • hij/zij/het heeft afgemat
    • wij hebben afgemat
    • jullie hebben afgemat
    • zij hebben afgemat
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had afgemat
    • jij had afgemat
    • hij/zij/het had afgemat
    • wij hadden afgemat
    • jullie hadden afgemat
    • zij hadden afgemat
  • Toekomende tijd I

    • ik zal afmatten
    • jij zult afmatten
    • hij/zij/het zal afmatten
    • wij zullen afmatten
    • jullie zullen afmatten
    • zij zullen afmatten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal afgemat hebben
    • jij zult afgemat hebben
    • hij/zij/het zal afgemat hebben
    • wij zullen afgemat hebben
    • jullie zullen afgemat hebben
    • zij zullen afgemat hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou afmatten
    • jij zou afmatten
    • hij/zij/het zou afmatten
    • wij zouden afmatten
    • jullie zouden afmatten
    • zij zouden afmatten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben afgemat
    • jij zou hebben afgemat
    • hij/zij/het zou hebben afgemat
    • wij zouden hebben afgemat
    • jullie zouden hebben afgemat
    • zij zouden hebben afgemat
  • Imperatief

    • jij mat af
    • jullie mat af

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van afmatten