Vervoeging van afschminken

Onbepaalde wijs (infinitief): afschminken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik schmink af
    • jij schminkt af
    • hij/zij/het schminkt af
    • wij schminken af
    • jullie schminken af
    • zij schminken af
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik schminkte af
    • jij schminkte af
    • hij/zij/het schminkte af
    • wij schminkten af
    • jullie schminkten af
    • zij schminkten af
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb afgeschminkt
    • jij hebt afgeschminkt
    • hij/zij/het heeft afgeschminkt
    • wij hebben afgeschminkt
    • jullie hebben afgeschminkt
    • zij hebben afgeschminkt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had afgeschminkt
    • jij had afgeschminkt
    • hij/zij/het had afgeschminkt
    • wij hadden afgeschminkt
    • jullie hadden afgeschminkt
    • zij hadden afgeschminkt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal afschminken
    • jij zult afschminken
    • hij/zij/het zal afschminken
    • wij zullen afschminken
    • jullie zullen afschminken
    • zij zullen afschminken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal afgeschminkt hebben
    • jij zult afgeschminkt hebben
    • hij/zij/het zal afgeschminkt hebben
    • wij zullen afgeschminkt hebben
    • jullie zullen afgeschminkt hebben
    • zij zullen afgeschminkt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou afschminken
    • jij zou afschminken
    • hij/zij/het zou afschminken
    • wij zouden afschminken
    • jullie zouden afschminken
    • zij zouden afschminken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben afgeschminkt
    • jij zou hebben afgeschminkt
    • hij/zij/het zou hebben afgeschminkt
    • wij zouden hebben afgeschminkt
    • jullie zouden hebben afgeschminkt
    • zij zouden hebben afgeschminkt
  • Imperatief

    • jij schmink af
    • jullie schminkt af

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van afschminken