Vervoeging van aftekenen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik teken af
    • jij tekent af
    • hij/zij/het tekent af
    • wij tekenen af
    • jullie tekenen af
    • zij tekenen af
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik tekende af
    • jij tekende af
    • hij/zij/het tekende af
    • wij tekenden af
    • jullie tekenden af
    • zij tekenden af
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb afgetekend
    • jij hebt afgetekend
    • hij/zij/het heeft afgetekend
    • wij hebben afgetekend
    • jullie hebben afgetekend
    • zij hebben afgetekend
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had afgetekend
    • jij had afgetekend
    • hij/zij/het had afgetekend
    • wij hadden afgetekend
    • jullie hadden afgetekend
    • zij hadden afgetekend
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aftekenen
    • jij zult aftekenen
    • hij/zij/het zal aftekenen
    • wij zullen aftekenen
    • jullie zullen aftekenen
    • zij zullen aftekenen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal afgetekend hebben
    • jij zult afgetekend hebben
    • hij/zij/het zal afgetekend hebben
    • wij zullen afgetekend hebben
    • jullie zullen afgetekend hebben
    • zij zullen afgetekend hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou aftekenen
    • jij zou aftekenen
    • hij/zij/het zou aftekenen
    • wij zouden aftekenen
    • jullie zouden aftekenen
    • zij zouden aftekenen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben afgetekend
    • jij zou hebben afgetekend
    • hij/zij/het zou hebben afgetekend
    • wij zouden hebben afgetekend
    • jullie zouden hebben afgetekend
    • zij zouden hebben afgetekend
  • Imperatief

    • jij teken af
    • jullie tekent af

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van aftekenen