Vervoeging van analyseren

Onbepaalde wijs (infinitief): analyseren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik analyseer
    • jij analyseert
    • hij/zij/het analyseert
    • wij analyseren
    • jullie analyseren
    • zij analyseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik analyseerde
    • jij analyseerde
    • hij/zij/het analyseerde
    • wij analyseerden
    • jullie analyseerden
    • zij analyseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geanalyseerd
    • jij hebt geanalyseerd
    • hij/zij/het heeft geanalyseerd
    • wij hebben geanalyseerd
    • jullie hebben geanalyseerd
    • zij hebben geanalyseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geanalyseerd
    • jij had geanalyseerd
    • hij/zij/het had geanalyseerd
    • wij hadden geanalyseerd
    • jullie hadden geanalyseerd
    • zij hadden geanalyseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal analyseren
    • jij zult analyseren
    • hij/zij/het zal analyseren
    • wij zullen analyseren
    • jullie zullen analyseren
    • zij zullen analyseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geanalyseerd hebben
    • jij zult geanalyseerd hebben
    • hij/zij/het zal geanalyseerd hebben
    • wij zullen geanalyseerd hebben
    • jullie zullen geanalyseerd hebben
    • zij zullen geanalyseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou analyseren
    • jij zou analyseren
    • hij/zij/het zou analyseren
    • wij zouden analyseren
    • jullie zouden analyseren
    • zij zouden analyseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geanalyseerd
    • jij zou hebben geanalyseerd
    • hij/zij/het zou hebben geanalyseerd
    • wij zouden hebben geanalyseerd
    • jullie zouden hebben geanalyseerd
    • zij zouden hebben geanalyseerd
  • Imperatief

    • jij analyseer
    • jullie analyseert