Vervoeging van atomiseren

Onbepaalde wijs (infinitief): atomiseren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik atomiseer
    • jij atomiseert
    • hij/zij/het atomiseert
    • wij atomiseren
    • jullie atomiseren
    • zij atomiseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik atomiseerde
    • jij atomiseerde
    • hij/zij/het atomiseerde
    • wij atomiseerden
    • jullie atomiseerden
    • zij atomiseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geatomiseerd
    • jij hebt geatomiseerd
    • hij/zij/het heeft geatomiseerd
    • wij hebben geatomiseerd
    • jullie hebben geatomiseerd
    • zij hebben geatomiseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geatomiseerd
    • jij had geatomiseerd
    • hij/zij/het had geatomiseerd
    • wij hadden geatomiseerd
    • jullie hadden geatomiseerd
    • zij hadden geatomiseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal atomiseren
    • jij zult atomiseren
    • hij/zij/het zal atomiseren
    • wij zullen atomiseren
    • jullie zullen atomiseren
    • zij zullen atomiseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geatomiseerd hebben
    • jij zult geatomiseerd hebben
    • hij/zij/het zal geatomiseerd hebben
    • wij zullen geatomiseerd hebben
    • jullie zullen geatomiseerd hebben
    • zij zullen geatomiseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou atomiseren
    • jij zou atomiseren
    • hij/zij/het zou atomiseren
    • wij zouden atomiseren
    • jullie zouden atomiseren
    • zij zouden atomiseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geatomiseerd
    • jij zou hebben geatomiseerd
    • hij/zij/het zou hebben geatomiseerd
    • wij zouden hebben geatomiseerd
    • jullie zouden hebben geatomiseerd
    • zij zouden hebben geatomiseerd
  • Imperatief

    • jij atomiseer
    • jullie atomiseert