Vervoeging van atrofiëren

Onbepaalde wijs (infinitief): atrofiëren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik atrofieer
    • jij atrofieert
    • hij/zij/het atrofieert
    • wij atrofiëren
    • jullie atrofiëren
    • zij atrofiëren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik atrofieerde
    • jij atrofieerde
    • hij/zij/het atrofieerde
    • wij atrofieerden
    • jullie atrofieerden
    • zij atrofieerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geatrofieerd
    • jij hebt geatrofieerd
    • hij/zij/het heeft geatrofieerd
    • wij hebben geatrofieerd
    • jullie hebben geatrofieerd
    • zij hebben geatrofieerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geatrofieerd
    • jij had geatrofieerd
    • hij/zij/het had geatrofieerd
    • wij hadden geatrofieerd
    • jullie hadden geatrofieerd
    • zij hadden geatrofieerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal atrofiëren
    • jij zult atrofiëren
    • hij/zij/het zal atrofiëren
    • wij zullen atrofiëren
    • jullie zullen atrofiëren
    • zij zullen atrofiëren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geatrofieerd hebben
    • jij zult geatrofieerd hebben
    • hij/zij/het zal geatrofieerd hebben
    • wij zullen geatrofieerd hebben
    • jullie zullen geatrofieerd hebben
    • zij zullen geatrofieerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou atrofiëren
    • jij zou atrofiëren
    • hij/zij/het zou atrofiëren
    • wij zouden atrofiëren
    • jullie zouden atrofiëren
    • zij zouden atrofiëren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geatrofieerd
    • jij zou hebben geatrofieerd
    • hij/zij/het zou hebben geatrofieerd
    • wij zouden hebben geatrofieerd
    • jullie zouden hebben geatrofieerd
    • zij zouden hebben geatrofieerd
  • Imperatief

    • jij atrofieer
    • jullie atrofieert