Vervoeging van baseballen

Onbepaalde wijs (infinitief): baseballen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik baseball
    • jij baseballt
    • hij/zij/het baseballt
    • wij baseballen
    • jullie baseballen
    • zij baseballen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik baseballde
    • jij baseballde
    • hij/zij/het baseballde
    • wij baseballden
    • jullie baseballden
    • zij baseballden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gebaseballd
    • jij hebt gebaseballd
    • hij/zij/het heeft gebaseballd
    • wij hebben gebaseballd
    • jullie hebben gebaseballd
    • zij hebben gebaseballd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gebaseballd
    • jij had gebaseballd
    • hij/zij/het had gebaseballd
    • wij hadden gebaseballd
    • jullie hadden gebaseballd
    • zij hadden gebaseballd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal baseballen
    • jij zult baseballen
    • hij/zij/het zal baseballen
    • wij zullen baseballen
    • jullie zullen baseballen
    • zij zullen baseballen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gebaseballd hebben
    • jij zult gebaseballd hebben
    • hij/zij/het zal gebaseballd hebben
    • wij zullen gebaseballd hebben
    • jullie zullen gebaseballd hebben
    • zij zullen gebaseballd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou baseballen
    • jij zou baseballen
    • hij/zij/het zou baseballen
    • wij zouden baseballen
    • jullie zouden baseballen
    • zij zouden baseballen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gebaseballd
    • jij zou hebben gebaseballd
    • hij/zij/het zou hebben gebaseballd
    • wij zouden hebben gebaseballd
    • jullie zouden hebben gebaseballd
    • zij zouden hebben gebaseballd
  • Imperatief

    • jij baseball
    • jullie baseballt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van baseballen