Vervoeging van baseren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik baseer
    • jij baseert
    • hij/zij/het baseert
    • wij baseren
    • jullie baseren
    • zij baseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik baseerde
    • jij baseerde
    • hij/zij/het baseerde
    • wij baseerden
    • jullie baseerden
    • zij baseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gebaseerd
    • jij hebt gebaseerd
    • hij/zij/het heeft gebaseerd
    • wij hebben gebaseerd
    • jullie hebben gebaseerd
    • zij hebben gebaseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gebaseerd
    • jij had gebaseerd
    • hij/zij/het had gebaseerd
    • wij hadden gebaseerd
    • jullie hadden gebaseerd
    • zij hadden gebaseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal baseren
    • jij zult baseren
    • hij/zij/het zal baseren
    • wij zullen baseren
    • jullie zullen baseren
    • zij zullen baseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gebaseerd hebben
    • jij zult gebaseerd hebben
    • hij/zij/het zal gebaseerd hebben
    • wij zullen gebaseerd hebben
    • jullie zullen gebaseerd hebben
    • zij zullen gebaseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou baseren
    • jij zou baseren
    • hij/zij/het zou baseren
    • wij zouden baseren
    • jullie zouden baseren
    • zij zouden baseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gebaseerd
    • jij zou hebben gebaseerd
    • hij/zij/het zou hebben gebaseerd
    • wij zouden hebben gebaseerd
    • jullie zouden hebben gebaseerd
    • zij zouden hebben gebaseerd
  • Imperatief

    • jij baseer
    • jullie baseert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van baseren