Vervoeging van bekeren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bekeer
    • jij bekeert
    • hij/zij/het bekeert
    • wij bekeren
    • jullie bekeren
    • zij bekeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bekeerde
    • jij bekeerde
    • hij/zij/het bekeerde
    • wij bekeerden
    • jullie bekeerden
    • zij bekeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb bekeerd
    • jij hebt bekeerd
    • hij/zij/het heeft bekeerd
    • wij hebben bekeerd
    • jullie hebben bekeerd
    • zij hebben bekeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had bekeerd
    • jij had bekeerd
    • hij/zij/het had bekeerd
    • wij hadden bekeerd
    • jullie hadden bekeerd
    • zij hadden bekeerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal bekeren
    • jij zult bekeren
    • hij/zij/het zal bekeren
    • wij zullen bekeren
    • jullie zullen bekeren
    • zij zullen bekeren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal bekeerd hebben
    • jij zult bekeerd hebben
    • hij/zij/het zal bekeerd hebben
    • wij zullen bekeerd hebben
    • jullie zullen bekeerd hebben
    • zij zullen bekeerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou bekeren
    • jij zou bekeren
    • hij/zij/het zou bekeren
    • wij zouden bekeren
    • jullie zouden bekeren
    • zij zouden bekeren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben bekeerd
    • jij zou hebben bekeerd
    • hij/zij/het zou hebben bekeerd
    • wij zouden hebben bekeerd
    • jullie zouden hebben bekeerd
    • zij zouden hebben bekeerd
  • Imperatief

    • jij bekeer
    • jullie bekeert

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van bekeren