Vervoeging van beklimmen
Onbepaalde wijs (infinitief): beklimmen
				
				Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beklim
 - jij beklimt
 - hij/zij/het beklimt
 - wij beklimmen
 - jullie beklimmen
 - zij beklimmen
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik beklom
 - jij beklom
 - hij/zij/het beklom
 - wij beklommen
 - jullie beklommen
 - zij beklommen
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beklommen
 - jij hebt beklommen
 - hij/zij/het heeft beklommen
 - wij hebben beklommen
 - jullie hebben beklommen
 - zij hebben beklommen
 
Voltooid verleden tijd
- ik had beklommen
 - jij had beklommen
 - hij/zij/het had beklommen
 - wij hadden beklommen
 - jullie hadden beklommen
 - zij hadden beklommen
 
Toekomende tijd I
- ik zal beklimmen
 - jij zult beklimmen
 - hij/zij/het zal beklimmen
 - wij zullen beklimmen
 - jullie zullen beklimmen
 - zij zullen beklimmen
 
Toekomende tijd II
- ik zal beklommen hebben
 - jij zult beklommen hebben
 - hij/zij/het zal beklommen hebben
 - wij zullen beklommen hebben
 - jullie zullen beklommen hebben
 - zij zullen beklommen hebben
 
Conditionalis I
- ik zou beklimmen
 - jij zou beklimmen
 - hij/zij/het zou beklimmen
 - wij zouden beklimmen
 - jullie zouden beklimmen
 - zij zouden beklimmen
 
Conditionalis II
- ik zou hebben beklommen
 - jij zou hebben beklommen
 - hij/zij/het zou hebben beklommen
 - wij zouden hebben beklommen
 - jullie zouden hebben beklommen
 - zij zouden hebben beklommen
 
Imperatief
- jij beklim
 - jullie beklimt