Vervoeging van bekokstoven
Onbepaalde wijs (infinitief): bekokstoven
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bekokstoof
- jij bekokstooft
- hij/zij/het bekokstooft
- wij bekokstoven
- jullie bekokstoven
- zij bekokstoven
Präsens Indikativ
- ich denke aus
- du denkst aus
- er/sie/es denkt aus
- wir denken aus
- ihr denkt aus
- sie denken aus
Onvoltooid verleden tijd
- ik bekokstoofde
- jij bekokstoofde
- hij/zij/het bekokstoofde
- wij bekokstoofden
- jullie bekokstoofden
- zij bekokstoofden
Präteritum Indikativ
- ich dachte aus
- du dachtest aus
- er/sie/es dachte aus
- wir dachten aus
- ihr dachtet aus
- sie dachten aus
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bekokstoofd
- jij hebt bekokstoofd
- hij/zij/het heeft bekokstoofd
- wij hebben bekokstoofd
- jullie hebben bekokstoofd
- zij hebben bekokstoofd
Perfekt Indikativ
- ich habe ausgedacht
- du hast ausgedacht
- er/sie/es hat ausgedacht
- wir haben ausgedacht
- ihr habt ausgedacht
- sie haben ausgedacht
Voltooid verleden tijd
- ik had bekokstoofd
- jij had bekokstoofd
- hij/zij/het had bekokstoofd
- wij hadden bekokstoofd
- jullie hadden bekokstoofd
- zij hadden bekokstoofd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte ausgedacht
- du hattest ausgedacht
- er/sie/es hatte ausgedacht
- wir hatten ausgedacht
- ihr hattet ausgedacht
- sie hatten ausgedacht
Toekomende tijd I
- ik zal bekokstoven
- jij zult bekokstoven
- hij/zij/het zal bekokstoven
- wij zullen bekokstoven
- jullie zullen bekokstoven
- zij zullen bekokstoven
Futur I Indikativ
- ich werde ausdenken
- du wirst ausdenken
- er/sie/es wird ausdenken
- wir werden ausdenken
- ihr werdet ausdenken
- sie werden ausdenken
Toekomende tijd II
- ik zal bekokstoofd hebben
- jij zult bekokstoofd hebben
- hij/zij/het zal bekokstoofd hebben
- wij zullen bekokstoofd hebben
- jullie zullen bekokstoofd hebben
- zij zullen bekokstoofd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde ausgedacht haben
- du wirst ausgedacht haben
- er/sie/es wird ausgedacht haben
- wir werden ausgedacht haben
- ihr werdet ausgedacht haben
- sie werden ausgedacht haben
Conditionalis I
- ik zou bekokstoven
- jij zou bekokstoven
- hij/zij/het zou bekokstoven
- wij zouden bekokstoven
- jullie zouden bekokstoven
- zij zouden bekokstoven
Futur I Konjunktiv II
- ich würde ausdenken
- du würdest ausdenken
- er/sie/es würde ausdenken
- wir würden ausdenken
- ihr würdet ausdenken
- sie würden ausdenken
Conditionalis II
- ik zou hebben bekokstoofd
- jij zou hebben bekokstoofd
- hij/zij/het zou hebben bekokstoofd
- wij zouden hebben bekokstoofd
- jullie zouden hebben bekokstoofd
- zij zouden hebben bekokstoofd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde ausgedacht haben
- du würdest ausgedacht haben
- er/sie/es würde ausgedacht haben
- wir würden ausgedacht haben
- ihr würdet ausgedacht haben
- sie würden ausgedacht haben
Imperatief
- jij bekokstoof
- jullie bekokstooft
Imperativ
- du denk(e) aus
- ihr denkt aus