Vervoeging van beroeren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik beroer
    • jij beroert
    • hij/zij/het beroert
    • wij beroeren
    • jullie beroeren
    • zij beroeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik beroerde
    • jij beroerde
    • hij/zij/het beroerde
    • wij beroerden
    • jullie beroerden
    • zij beroerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb beroerd
    • jij hebt beroerd
    • hij/zij/het heeft beroerd
    • wij hebben beroerd
    • jullie hebben beroerd
    • zij hebben beroerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had beroerd
    • jij had beroerd
    • hij/zij/het had beroerd
    • wij hadden beroerd
    • jullie hadden beroerd
    • zij hadden beroerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal beroeren
    • jij zult beroeren
    • hij/zij/het zal beroeren
    • wij zullen beroeren
    • jullie zullen beroeren
    • zij zullen beroeren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal beroerd hebben
    • jij zult beroerd hebben
    • hij/zij/het zal beroerd hebben
    • wij zullen beroerd hebben
    • jullie zullen beroerd hebben
    • zij zullen beroerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou beroeren
    • jij zou beroeren
    • hij/zij/het zou beroeren
    • wij zouden beroeren
    • jullie zouden beroeren
    • zij zouden beroeren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben beroerd
    • jij zou hebben beroerd
    • hij/zij/het zou hebben beroerd
    • wij zouden hebben beroerd
    • jullie zouden hebben beroerd
    • zij zouden hebben beroerd
  • Imperatief

    • jij beroer
    • jullie beroert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van beroeren