Vervoeging van besmeren
Onbepaalde wijs (infinitief): besmeren
				
				Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik besmeer
 - jij besmeert
 - hij/zij/het besmeert
 - wij besmeren
 - jullie besmeren
 - zij besmeren
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik besmeerde
 - jij besmeerde
 - hij/zij/het besmeerde
 - wij besmeerden
 - jullie besmeerden
 - zij besmeerden
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb besmeerd
 - jij hebt besmeerd
 - hij/zij/het heeft besmeerd
 - wij hebben besmeerd
 - jullie hebben besmeerd
 - zij hebben besmeerd
 
Voltooid verleden tijd
- ik had besmeerd
 - jij had besmeerd
 - hij/zij/het had besmeerd
 - wij hadden besmeerd
 - jullie hadden besmeerd
 - zij hadden besmeerd
 
Toekomende tijd I
- ik zal besmeren
 - jij zult besmeren
 - hij/zij/het zal besmeren
 - wij zullen besmeren
 - jullie zullen besmeren
 - zij zullen besmeren
 
Toekomende tijd II
- ik zal besmeerd hebben
 - jij zult besmeerd hebben
 - hij/zij/het zal besmeerd hebben
 - wij zullen besmeerd hebben
 - jullie zullen besmeerd hebben
 - zij zullen besmeerd hebben
 
Conditionalis I
- ik zou besmeren
 - jij zou besmeren
 - hij/zij/het zou besmeren
 - wij zouden besmeren
 - jullie zouden besmeren
 - zij zouden besmeren
 
Conditionalis II
- ik zou hebben besmeerd
 - jij zou hebben besmeerd
 - hij/zij/het zou hebben besmeerd
 - wij zouden hebben besmeerd
 - jullie zouden hebben besmeerd
 - zij zouden hebben besmeerd
 
Imperatief
- jij besmeer
 - jullie besmeert