Vervoeging van besteden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik besteed
    • jij besteedt
    • hij/zij/het besteedt
    • wij besteden
    • jullie besteden
    • zij besteden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik besteedde
    • jij besteedde
    • hij/zij/het besteedde
    • wij besteedden
    • jullie besteedden
    • zij besteedden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb besteed
    • jij hebt besteed
    • hij/zij/het heeft besteed
    • wij hebben besteed
    • jullie hebben besteed
    • zij hebben besteed
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had besteed
    • jij had besteed
    • hij/zij/het had besteed
    • wij hadden besteed
    • jullie hadden besteed
    • zij hadden besteed
  • Toekomende tijd I

    • ik zal besteden
    • jij zult besteden
    • hij/zij/het zal besteden
    • wij zullen besteden
    • jullie zullen besteden
    • zij zullen besteden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal besteed hebben
    • jij zult besteed hebben
    • hij/zij/het zal besteed hebben
    • wij zullen besteed hebben
    • jullie zullen besteed hebben
    • zij zullen besteed hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou besteden
    • jij zou besteden
    • hij/zij/het zou besteden
    • wij zouden besteden
    • jullie zouden besteden
    • zij zouden besteden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben besteed
    • jij zou hebben besteed
    • hij/zij/het zou hebben besteed
    • wij zouden hebben besteed
    • jullie zouden hebben besteed
    • zij zouden hebben besteed
  • Imperatief

    • jij besteed
    • jullie besteedt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van besteden