Vervoeging van betoveren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik betover
    • jij betovert
    • hij/zij/het betovert
    • wij betoveren
    • jullie betoveren
    • zij betoveren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik betoverde
    • jij betoverde
    • hij/zij/het betoverde
    • wij betoverden
    • jullie betoverden
    • zij betoverden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb betoverd
    • jij hebt betoverd
    • hij/zij/het heeft betoverd
    • wij hebben betoverd
    • jullie hebben betoverd
    • zij hebben betoverd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had betoverd
    • jij had betoverd
    • hij/zij/het had betoverd
    • wij hadden betoverd
    • jullie hadden betoverd
    • zij hadden betoverd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal betoveren
    • jij zult betoveren
    • hij/zij/het zal betoveren
    • wij zullen betoveren
    • jullie zullen betoveren
    • zij zullen betoveren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal betoverd hebben
    • jij zult betoverd hebben
    • hij/zij/het zal betoverd hebben
    • wij zullen betoverd hebben
    • jullie zullen betoverd hebben
    • zij zullen betoverd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou betoveren
    • jij zou betoveren
    • hij/zij/het zou betoveren
    • wij zouden betoveren
    • jullie zouden betoveren
    • zij zouden betoveren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben betoverd
    • jij zou hebben betoverd
    • hij/zij/het zou hebben betoverd
    • wij zouden hebben betoverd
    • jullie zouden hebben betoverd
    • zij zouden hebben betoverd
  • Imperatief

    • jij betover
    • jullie betovert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van betoveren