Vervoeging van bevriezen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bevries
    • jij bevriest
    • hij/zij/het bevriest
    • wij bevriezen
    • jullie bevriezen
    • zij bevriezen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bevroor
    • jij bevroor
    • hij/zij/het bevroor
    • wij bevroren
    • jullie bevroren
    • zij bevroren
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben bevroren
    • jij bent bevroren
    • hij/zij/het is bevroren
    • wij zijn bevroren
    • jullie zijn bevroren
    • zij zijn bevroren
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was bevroren
    • jij was bevroren
    • hij/zij/het was bevroren
    • wij waren bevroren
    • jullie waren bevroren
    • zij waren bevroren
  • Toekomende tijd I

    • ik zal bevriezen
    • jij zult bevriezen
    • hij/zij/het zal bevriezen
    • wij zullen bevriezen
    • jullie zullen bevriezen
    • zij zullen bevriezen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal bevroren zijn
    • jij zult bevroren zijn
    • hij/zij/het zal bevroren zijn
    • wij zullen bevroren zijn
    • jullie zullen bevroren zijn
    • zij zullen bevroren zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou bevriezen
    • jij zou bevriezen
    • hij/zij/het zou bevriezen
    • wij zouden bevriezen
    • jullie zouden bevriezen
    • zij zouden bevriezen
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn bevroren
    • jij zou zijn bevroren
    • hij/zij/het zou zijn bevroren
    • wij zouden zijn bevroren
    • jullie zouden zijn bevroren
    • zij zouden zijn bevroren
  • Imperatief

    • jij bevries
    • jullie bevriest

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van bevriezen