Vervoeging van bijspringen
Onbepaalde wijs (infinitief): bijspringen
				
				Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik spring bij
 - jij springt bij
 - hij/zij/het springt bij
 - wij springen bij
 - jullie springen bij
 - zij springen bij
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik sprong bij
 - jij sprong bij
 - hij/zij/het sprong bij
 - wij sprongen bij
 - jullie sprongen bij
 - zij sprongen bij
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bijgesprongen
 - jij hebt bijgesprongen
 - hij/zij/het heeft bijgesprongen
 - wij hebben bijgesprongen
 - jullie hebben bijgesprongen
 - zij hebben bijgesprongen
 
Voltooid verleden tijd
- ik had bijgesprongen
 - jij had bijgesprongen
 - hij/zij/het had bijgesprongen
 - wij hadden bijgesprongen
 - jullie hadden bijgesprongen
 - zij hadden bijgesprongen
 
Toekomende tijd I
- ik zal bijspringen
 - jij zult bijspringen
 - hij/zij/het zal bijspringen
 - wij zullen bijspringen
 - jullie zullen bijspringen
 - zij zullen bijspringen
 
Toekomende tijd II
- ik zal bijgesprongen hebben
 - jij zult bijgesprongen hebben
 - hij/zij/het zal bijgesprongen hebben
 - wij zullen bijgesprongen hebben
 - jullie zullen bijgesprongen hebben
 - zij zullen bijgesprongen hebben
 
Conditionalis I
- ik zou bijspringen
 - jij zou bijspringen
 - hij/zij/het zou bijspringen
 - wij zouden bijspringen
 - jullie zouden bijspringen
 - zij zouden bijspringen
 
Conditionalis II
- ik zou hebben bijgesprongen
 - jij zou hebben bijgesprongen
 - hij/zij/het zou hebben bijgesprongen
 - wij zouden hebben bijgesprongen
 - jullie zouden hebben bijgesprongen
 - zij zouden hebben bijgesprongen
 
Imperatief
- jij spring bij
 - jullie springt bij