Vervoeging van bijtekenen

Onbepaalde wijs (infinitief): bijtekenen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik teken bij
    • jij tekent bij
    • hij/zij/het tekent bij
    • wij tekenen bij
    • jullie tekenen bij
    • zij tekenen bij
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik tekende bij
    • jij tekende bij
    • hij/zij/het tekende bij
    • wij tekenden bij
    • jullie tekenden bij
    • zij tekenden bij
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb bijgetekend
    • jij hebt bijgetekend
    • hij/zij/het heeft bijgetekend
    • wij hebben bijgetekend
    • jullie hebben bijgetekend
    • zij hebben bijgetekend
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had bijgetekend
    • jij had bijgetekend
    • hij/zij/het had bijgetekend
    • wij hadden bijgetekend
    • jullie hadden bijgetekend
    • zij hadden bijgetekend
  • Toekomende tijd I

    • ik zal bijtekenen
    • jij zult bijtekenen
    • hij/zij/het zal bijtekenen
    • wij zullen bijtekenen
    • jullie zullen bijtekenen
    • zij zullen bijtekenen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal bijgetekend hebben
    • jij zult bijgetekend hebben
    • hij/zij/het zal bijgetekend hebben
    • wij zullen bijgetekend hebben
    • jullie zullen bijgetekend hebben
    • zij zullen bijgetekend hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou bijtekenen
    • jij zou bijtekenen
    • hij/zij/het zou bijtekenen
    • wij zouden bijtekenen
    • jullie zouden bijtekenen
    • zij zouden bijtekenen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben bijgetekend
    • jij zou hebben bijgetekend
    • hij/zij/het zou hebben bijgetekend
    • wij zouden hebben bijgetekend
    • jullie zouden hebben bijgetekend
    • zij zouden hebben bijgetekend
  • Imperatief

    • jij teken bij
    • jullie tekent bij

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van bijtekenen