Vervoeging van binnenstormen

Onbepaalde wijs (infinitief): binnenstormen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik storm binnen
    • jij stormt binnen
    • hij/zij/het stormt binnen
    • wij stormen binnen
    • jullie stormen binnen
    • zij stormen binnen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik stormde binnen
    • jij stormde binnen
    • hij/zij/het stormde binnen
    • wij stormden binnen
    • jullie stormden binnen
    • zij stormden binnen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben binnengestormd
    • jij bent binnengestormd
    • hij/zij/het is binnengestormd
    • wij zijn binnengestormd
    • jullie zijn binnengestormd
    • zij zijn binnengestormd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was binnengestormd
    • jij was binnengestormd
    • hij/zij/het was binnengestormd
    • wij waren binnengestormd
    • jullie waren binnengestormd
    • zij waren binnengestormd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal binnenstormen
    • jij zult binnenstormen
    • hij/zij/het zal binnenstormen
    • wij zullen binnenstormen
    • jullie zullen binnenstormen
    • zij zullen binnenstormen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal binnengestormd zijn
    • jij zult binnengestormd zijn
    • hij/zij/het zal binnengestormd zijn
    • wij zullen binnengestormd zijn
    • jullie zullen binnengestormd zijn
    • zij zullen binnengestormd zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou binnenstormen
    • jij zou binnenstormen
    • hij/zij/het zou binnenstormen
    • wij zouden binnenstormen
    • jullie zouden binnenstormen
    • zij zouden binnenstormen
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn binnengestormd
    • jij zou zijn binnengestormd
    • hij/zij/het zou zijn binnengestormd
    • wij zouden zijn binnengestormd
    • jullie zouden zijn binnengestormd
    • zij zouden zijn binnengestormd
  • Imperatief

    • jij storm binnen
    • jullie stormt binnen

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van binnenstormen