Vervoeging van blinderen
Onbepaalde wijs (infinitief): blinderen
				
				Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik blindeer
 - jij blindeert
 - hij/zij/het blindeert
 - wij blinderen
 - jullie blinderen
 - zij blinderen
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik blindeerde
 - jij blindeerde
 - hij/zij/het blindeerde
 - wij blindeerden
 - jullie blindeerden
 - zij blindeerden
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geblindeerd
 - jij hebt geblindeerd
 - hij/zij/het heeft geblindeerd
 - wij hebben geblindeerd
 - jullie hebben geblindeerd
 - zij hebben geblindeerd
 
Voltooid verleden tijd
- ik had geblindeerd
 - jij had geblindeerd
 - hij/zij/het had geblindeerd
 - wij hadden geblindeerd
 - jullie hadden geblindeerd
 - zij hadden geblindeerd
 
Toekomende tijd I
- ik zal blinderen
 - jij zult blinderen
 - hij/zij/het zal blinderen
 - wij zullen blinderen
 - jullie zullen blinderen
 - zij zullen blinderen
 
Toekomende tijd II
- ik zal geblindeerd hebben
 - jij zult geblindeerd hebben
 - hij/zij/het zal geblindeerd hebben
 - wij zullen geblindeerd hebben
 - jullie zullen geblindeerd hebben
 - zij zullen geblindeerd hebben
 
Conditionalis I
- ik zou blinderen
 - jij zou blinderen
 - hij/zij/het zou blinderen
 - wij zouden blinderen
 - jullie zouden blinderen
 - zij zouden blinderen
 
Conditionalis II
- ik zou hebben geblindeerd
 - jij zou hebben geblindeerd
 - hij/zij/het zou hebben geblindeerd
 - wij zouden hebben geblindeerd
 - jullie zouden hebben geblindeerd
 - zij zouden hebben geblindeerd
 
Imperatief
- jij blindeer
 - jullie blindeert