Vervoeging van bonken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bonk
 - jij bonkt
 - hij/zij/het bonkt
 - wij bonken
 - jullie bonken
 - zij bonken
 
Present
- I bang
 - you bang
 - he/she/it bangs
 - we bang
 - you bang
 - they bang
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik bonkte
 - jij bonkte
 - hij/zij/het bonkte
 - wij bonkten
 - jullie bonkten
 - zij bonkten
 
Simple past
- I banged
 - you banged
 - he/she/it banged
 - we banged
 - you banged
 - they banged
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebonkt
 - jij hebt gebonkt
 - hij/zij/het heeft gebonkt
 - wij hebben gebonkt
 - jullie hebben gebonkt
 - zij hebben gebonkt
 
Present perfect
- I have banged
 - you have banged
 - he/she/it has banged
 - we have banged
 - you have banged
 - they have banged
 
Voltooid verleden tijd
- ik had gebonkt
 - jij had gebonkt
 - hij/zij/het had gebonkt
 - wij hadden gebonkt
 - jullie hadden gebonkt
 - zij hadden gebonkt
 
Past perfect
- I had banged
 - you had banged
 - he/she/it had banged
 - we had banged
 - you had banged
 - they had banged
 
Toekomende tijd I
- ik zal bonken
 - jij zult bonken
 - hij/zij/het zal bonken
 - wij zullen bonken
 - jullie zullen bonken
 - zij zullen bonken
 
Future
- I will bang
 - you will bang
 - he/she/it will bang
 - we will bang
 - you will bang
 - they will bang
 
Toekomende tijd II
- ik zal gebonkt hebben
 - jij zult gebonkt hebben
 - hij/zij/het zal gebonkt hebben
 - wij zullen gebonkt hebben
 - jullie zullen gebonkt hebben
 - zij zullen gebonkt hebben
 
Future perfect
- I will have banged
 - you will have banged
 - he/she/it will have banged
 - we will have banged
 - you will have banged
 - they will have banged
 
Conditionalis I
- ik zou bonken
 - jij zou bonken
 - hij/zij/het zou bonken
 - wij zouden bonken
 - jullie zouden bonken
 - zij zouden bonken
 
Conditional present
- I would bang
 - you would bang
 - he/she/it would bang
 - we would bang
 - you would bang
 - they would bang
 
Conditionalis II
- ik zou hebben gebonkt
 - jij zou hebben gebonkt
 - hij/zij/het zou hebben gebonkt
 - wij zouden hebben gebonkt
 - jullie zouden hebben gebonkt
 - zij zouden hebben gebonkt
 
Conditional perfect
- I would have banged
 - you would have banged
 - he/she/it would have banged
 - we would have banged
 - you would have banged
 - they would have banged
 
Imperatief
- jij bonk
 - jullie bonkt
 
Imperative
- you bang
 - you bang