Vervoeging van brainstormen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik brainstorm
- jij brainstormt
- hij/zij/het brainstormt
- wij brainstormen
- jullie brainstormen
- zij brainstormen
Onvoltooid verleden tijd
- ik brainstormde
- jij brainstormde
- hij/zij/het brainstormde
- wij brainstormden
- jullie brainstormden
- zij brainstormden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebrainstormd
- jij hebt gebrainstormd
- hij/zij/het heeft gebrainstormd
- wij hebben gebrainstormd
- jullie hebben gebrainstormd
- zij hebben gebrainstormd
Voltooid verleden tijd
- ik had gebrainstormd
- jij had gebrainstormd
- hij/zij/het had gebrainstormd
- wij hadden gebrainstormd
- jullie hadden gebrainstormd
- zij hadden gebrainstormd
Toekomende tijd I
- ik zal brainstormen
- jij zult brainstormen
- hij/zij/het zal brainstormen
- wij zullen brainstormen
- jullie zullen brainstormen
- zij zullen brainstormen
Toekomende tijd II
- ik zal gebrainstormd hebben
- jij zult gebrainstormd hebben
- hij/zij/het zal gebrainstormd hebben
- wij zullen gebrainstormd hebben
- jullie zullen gebrainstormd hebben
- zij zullen gebrainstormd hebben
Conditionalis I
- ik zou brainstormen
- jij zou brainstormen
- hij/zij/het zou brainstormen
- wij zouden brainstormen
- jullie zouden brainstormen
- zij zouden brainstormen
Conditionalis II
- ik zou hebben gebrainstormd
- jij zou hebben gebrainstormd
- hij/zij/het zou hebben gebrainstormd
- wij zouden hebben gebrainstormd
- jullie zouden hebben gebrainstormd
- zij zouden hebben gebrainstormd
Imperatief
- jij brainstorm
- jullie brainstormt