Vervoeging van brutaliseren

Onbepaalde wijs (infinitief): brutaliseren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik brutaliseer
    • jij brutaliseert
    • hij/zij/het brutaliseert
    • wij brutaliseren
    • jullie brutaliseren
    • zij brutaliseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik brutaliseerde
    • jij brutaliseerde
    • hij/zij/het brutaliseerde
    • wij brutaliseerden
    • jullie brutaliseerden
    • zij brutaliseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gebrutaliseerd
    • jij hebt gebrutaliseerd
    • hij/zij/het heeft gebrutaliseerd
    • wij hebben gebrutaliseerd
    • jullie hebben gebrutaliseerd
    • zij hebben gebrutaliseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gebrutaliseerd
    • jij had gebrutaliseerd
    • hij/zij/het had gebrutaliseerd
    • wij hadden gebrutaliseerd
    • jullie hadden gebrutaliseerd
    • zij hadden gebrutaliseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal brutaliseren
    • jij zult brutaliseren
    • hij/zij/het zal brutaliseren
    • wij zullen brutaliseren
    • jullie zullen brutaliseren
    • zij zullen brutaliseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gebrutaliseerd hebben
    • jij zult gebrutaliseerd hebben
    • hij/zij/het zal gebrutaliseerd hebben
    • wij zullen gebrutaliseerd hebben
    • jullie zullen gebrutaliseerd hebben
    • zij zullen gebrutaliseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou brutaliseren
    • jij zou brutaliseren
    • hij/zij/het zou brutaliseren
    • wij zouden brutaliseren
    • jullie zouden brutaliseren
    • zij zouden brutaliseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gebrutaliseerd
    • jij zou hebben gebrutaliseerd
    • hij/zij/het zou hebben gebrutaliseerd
    • wij zouden hebben gebrutaliseerd
    • jullie zouden hebben gebrutaliseerd
    • zij zouden hebben gebrutaliseerd
  • Imperatief

    • jij brutaliseer
    • jullie brutaliseert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van brutaliseren