Vervoeging van centreren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik centreer
    • jij centreert
    • hij/zij/het centreert
    • wij centreren
    • jullie centreren
    • zij centreren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik centreerde
    • jij centreerde
    • hij/zij/het centreerde
    • wij centreerden
    • jullie centreerden
    • zij centreerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gecentreerd
    • jij hebt gecentreerd
    • hij/zij/het heeft gecentreerd
    • wij hebben gecentreerd
    • jullie hebben gecentreerd
    • zij hebben gecentreerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gecentreerd
    • jij had gecentreerd
    • hij/zij/het had gecentreerd
    • wij hadden gecentreerd
    • jullie hadden gecentreerd
    • zij hadden gecentreerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal centreren
    • jij zult centreren
    • hij/zij/het zal centreren
    • wij zullen centreren
    • jullie zullen centreren
    • zij zullen centreren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gecentreerd hebben
    • jij zult gecentreerd hebben
    • hij/zij/het zal gecentreerd hebben
    • wij zullen gecentreerd hebben
    • jullie zullen gecentreerd hebben
    • zij zullen gecentreerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou centreren
    • jij zou centreren
    • hij/zij/het zou centreren
    • wij zouden centreren
    • jullie zouden centreren
    • zij zouden centreren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gecentreerd
    • jij zou hebben gecentreerd
    • hij/zij/het zou hebben gecentreerd
    • wij zouden hebben gecentreerd
    • jullie zouden hebben gecentreerd
    • zij zouden hebben gecentreerd
  • Imperatief

    • jij centreer
    • jullie centreert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van centreren