Vervoeging van concentreren

Onbepaalde wijs (infinitief): concentreren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik concentreer
    • jij concentreert
    • hij/zij/het concentreert
    • wij concentreren
    • jullie concentreren
    • zij concentreren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik concentreerde
    • jij concentreerde
    • hij/zij/het concentreerde
    • wij concentreerden
    • jullie concentreerden
    • zij concentreerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geconcentreerd
    • jij hebt geconcentreerd
    • hij/zij/het heeft geconcentreerd
    • wij hebben geconcentreerd
    • jullie hebben geconcentreerd
    • zij hebben geconcentreerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geconcentreerd
    • jij had geconcentreerd
    • hij/zij/het had geconcentreerd
    • wij hadden geconcentreerd
    • jullie hadden geconcentreerd
    • zij hadden geconcentreerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal concentreren
    • jij zult concentreren
    • hij/zij/het zal concentreren
    • wij zullen concentreren
    • jullie zullen concentreren
    • zij zullen concentreren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geconcentreerd hebben
    • jij zult geconcentreerd hebben
    • hij/zij/het zal geconcentreerd hebben
    • wij zullen geconcentreerd hebben
    • jullie zullen geconcentreerd hebben
    • zij zullen geconcentreerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou concentreren
    • jij zou concentreren
    • hij/zij/het zou concentreren
    • wij zouden concentreren
    • jullie zouden concentreren
    • zij zouden concentreren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geconcentreerd
    • jij zou hebben geconcentreerd
    • hij/zij/het zou hebben geconcentreerd
    • wij zouden hebben geconcentreerd
    • jullie zouden hebben geconcentreerd
    • zij zouden hebben geconcentreerd
  • Imperatief

    • jij concentreer
    • jullie concentreert

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van concentreren