Vervoeging van confereren

Onbepaalde wijs (infinitief): confereren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik confereer
    • jij confereert
    • hij/zij/het confereert
    • wij confereren
    • jullie confereren
    • zij confereren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik confereerde
    • jij confereerde
    • hij/zij/het confereerde
    • wij confereerden
    • jullie confereerden
    • zij confereerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geconfereerd
    • jij hebt geconfereerd
    • hij/zij/het heeft geconfereerd
    • wij hebben geconfereerd
    • jullie hebben geconfereerd
    • zij hebben geconfereerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geconfereerd
    • jij had geconfereerd
    • hij/zij/het had geconfereerd
    • wij hadden geconfereerd
    • jullie hadden geconfereerd
    • zij hadden geconfereerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal confereren
    • jij zult confereren
    • hij/zij/het zal confereren
    • wij zullen confereren
    • jullie zullen confereren
    • zij zullen confereren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geconfereerd hebben
    • jij zult geconfereerd hebben
    • hij/zij/het zal geconfereerd hebben
    • wij zullen geconfereerd hebben
    • jullie zullen geconfereerd hebben
    • zij zullen geconfereerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou confereren
    • jij zou confereren
    • hij/zij/het zou confereren
    • wij zouden confereren
    • jullie zouden confereren
    • zij zouden confereren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geconfereerd
    • jij zou hebben geconfereerd
    • hij/zij/het zou hebben geconfereerd
    • wij zouden hebben geconfereerd
    • jullie zouden hebben geconfereerd
    • zij zouden hebben geconfereerd
  • Imperatief

    • jij confereer
    • jullie confereert