Vervoeging van consacreren

Onbepaalde wijs (infinitief): consacreren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik consacreer
    • jij consacreert
    • hij/zij/het consacreert
    • wij consacreren
    • jullie consacreren
    • zij consacreren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik consacreerde
    • jij consacreerde
    • hij/zij/het consacreerde
    • wij consacreerden
    • jullie consacreerden
    • zij consacreerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geconsacreerd
    • jij hebt geconsacreerd
    • hij/zij/het heeft geconsacreerd
    • wij hebben geconsacreerd
    • jullie hebben geconsacreerd
    • zij hebben geconsacreerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geconsacreerd
    • jij had geconsacreerd
    • hij/zij/het had geconsacreerd
    • wij hadden geconsacreerd
    • jullie hadden geconsacreerd
    • zij hadden geconsacreerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal consacreren
    • jij zult consacreren
    • hij/zij/het zal consacreren
    • wij zullen consacreren
    • jullie zullen consacreren
    • zij zullen consacreren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geconsacreerd hebben
    • jij zult geconsacreerd hebben
    • hij/zij/het zal geconsacreerd hebben
    • wij zullen geconsacreerd hebben
    • jullie zullen geconsacreerd hebben
    • zij zullen geconsacreerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou consacreren
    • jij zou consacreren
    • hij/zij/het zou consacreren
    • wij zouden consacreren
    • jullie zouden consacreren
    • zij zouden consacreren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geconsacreerd
    • jij zou hebben geconsacreerd
    • hij/zij/het zou hebben geconsacreerd
    • wij zouden hebben geconsacreerd
    • jullie zouden hebben geconsacreerd
    • zij zouden hebben geconsacreerd
  • Imperatief

    • jij consacreer
    • jullie consacreert