Vervoeging van consigneren

Onbepaalde wijs (infinitief): consigneren

vertaal alle vervoegingen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik consigneer
    • jij consigneert
    • hij/zij/het consigneert
    • wij consigneren
    • jullie consigneren
    • zij consigneren

  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik consigneerde
    • jij consigneerde
    • hij/zij/het consigneerde
    • wij consigneerden
    • jullie consigneerden
    • zij consigneerden

  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geconsigneerd
    • jij hebt geconsigneerd
    • hij/zij/het heeft geconsigneerd
    • wij hebben geconsigneerd
    • jullie hebben geconsigneerd
    • zij hebben geconsigneerd

  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geconsigneerd
    • jij had geconsigneerd
    • hij/zij/het had geconsigneerd
    • wij hadden geconsigneerd
    • jullie hadden geconsigneerd
    • zij hadden geconsigneerd

  • Toekomende tijd I

    • ik zal consigneren
    • jij zult consigneren
    • hij/zij/het zal consigneren
    • wij zullen consigneren
    • jullie zullen consigneren
    • zij zullen consigneren

  • Toekomende tijd II

    • ik zal geconsigneerd hebben
    • jij zult geconsigneerd hebben
    • hij/zij/het zal geconsigneerd hebben
    • wij zullen geconsigneerd hebben
    • jullie zullen geconsigneerd hebben
    • zij zullen geconsigneerd hebben

  • Conditionalis I

    • ik zou consigneren
    • jij zou consigneren
    • hij/zij/het zou consigneren
    • wij zouden consigneren
    • jullie zouden consigneren
    • zij zouden consigneren

  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geconsigneerd
    • jij zou hebben geconsigneerd
    • hij/zij/het zou hebben geconsigneerd
    • wij zouden hebben geconsigneerd
    • jullie zouden hebben geconsigneerd
    • zij zouden hebben geconsigneerd

  • Imperatief

    • jij consigneer
    • jullie consigneert