Vervoeging van couperen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik coupeer
    • jij coupeert
    • hij/zij/het coupeert
    • wij couperen
    • jullie couperen
    • zij couperen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik coupeerde
    • jij coupeerde
    • hij/zij/het coupeerde
    • wij coupeerden
    • jullie coupeerden
    • zij coupeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gecoupeerd
    • jij hebt gecoupeerd
    • hij/zij/het heeft gecoupeerd
    • wij hebben gecoupeerd
    • jullie hebben gecoupeerd
    • zij hebben gecoupeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gecoupeerd
    • jij had gecoupeerd
    • hij/zij/het had gecoupeerd
    • wij hadden gecoupeerd
    • jullie hadden gecoupeerd
    • zij hadden gecoupeerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal couperen
    • jij zult couperen
    • hij/zij/het zal couperen
    • wij zullen couperen
    • jullie zullen couperen
    • zij zullen couperen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gecoupeerd hebben
    • jij zult gecoupeerd hebben
    • hij/zij/het zal gecoupeerd hebben
    • wij zullen gecoupeerd hebben
    • jullie zullen gecoupeerd hebben
    • zij zullen gecoupeerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou couperen
    • jij zou couperen
    • hij/zij/het zou couperen
    • wij zouden couperen
    • jullie zouden couperen
    • zij zouden couperen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gecoupeerd
    • jij zou hebben gecoupeerd
    • hij/zij/het zou hebben gecoupeerd
    • wij zouden hebben gecoupeerd
    • jullie zouden hebben gecoupeerd
    • zij zouden hebben gecoupeerd
  • Imperatief

    • jij coupeer
    • jullie coupeert

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van couperen