Vervoeging van deformeren
Onbepaalde wijs (infinitief): deformeren
				
				Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik deformeer
 - jij deformeert
 - hij/zij/het deformeert
 - wij deformeren
 - jullie deformeren
 - zij deformeren
 
Present
- I contort
 - you contort
 - he/she/it contorts
 - we contort
 - you contort
 - they contort
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik deformeerde
 - jij deformeerde
 - hij/zij/het deformeerde
 - wij deformeerden
 - jullie deformeerden
 - zij deformeerden
 
Simple past
- I contorted
 - you contorted
 - he/she/it contorted
 - we contorted
 - you contorted
 - they contorted
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedeformeerd
 - jij hebt gedeformeerd
 - hij/zij/het heeft gedeformeerd
 - wij hebben gedeformeerd
 - jullie hebben gedeformeerd
 - zij hebben gedeformeerd
 
Present perfect
- I have contorted
 - you have contorted
 - he/she/it has contorted
 - we have contorted
 - you have contorted
 - they have contorted
 
Voltooid verleden tijd
- ik had gedeformeerd
 - jij had gedeformeerd
 - hij/zij/het had gedeformeerd
 - wij hadden gedeformeerd
 - jullie hadden gedeformeerd
 - zij hadden gedeformeerd
 
Past perfect
- I had contorted
 - you had contorted
 - he/she/it had contorted
 - we had contorted
 - you had contorted
 - they had contorted
 
Toekomende tijd I
- ik zal deformeren
 - jij zult deformeren
 - hij/zij/het zal deformeren
 - wij zullen deformeren
 - jullie zullen deformeren
 - zij zullen deformeren
 
Future
- I will contort
 - you will contort
 - he/she/it will contort
 - we will contort
 - you will contort
 - they will contort
 
Toekomende tijd II
- ik zal gedeformeerd hebben
 - jij zult gedeformeerd hebben
 - hij/zij/het zal gedeformeerd hebben
 - wij zullen gedeformeerd hebben
 - jullie zullen gedeformeerd hebben
 - zij zullen gedeformeerd hebben
 
Future perfect
- I will have contorted
 - you will have contorted
 - he/she/it will have contorted
 - we will have contorted
 - you will have contorted
 - they will have contorted
 
Conditionalis I
- ik zou deformeren
 - jij zou deformeren
 - hij/zij/het zou deformeren
 - wij zouden deformeren
 - jullie zouden deformeren
 - zij zouden deformeren
 
Conditional present
- I would contort
 - you would contort
 - he/she/it would contort
 - we would contort
 - you would contort
 - they would contort
 
Conditionalis II
- ik zou hebben gedeformeerd
 - jij zou hebben gedeformeerd
 - hij/zij/het zou hebben gedeformeerd
 - wij zouden hebben gedeformeerd
 - jullie zouden hebben gedeformeerd
 - zij zouden hebben gedeformeerd
 
Conditional perfect
- I would have contorted
 - you would have contorted
 - he/she/it would have contorted
 - we would have contorted
 - you would have contorted
 - they would have contorted
 
Imperatief
- jij deformeer
 - jullie deformeert
 
Imperative
- you contort
 - you contort