Vervoeging van delibereren

Onbepaalde wijs (infinitief): delibereren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik delibereer
    • jij delibereert
    • hij/zij/het delibereert
    • wij delibereren
    • jullie delibereren
    • zij delibereren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik delibereerde
    • jij delibereerde
    • hij/zij/het delibereerde
    • wij delibereerden
    • jullie delibereerden
    • zij delibereerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gedelibereerd
    • jij hebt gedelibereerd
    • hij/zij/het heeft gedelibereerd
    • wij hebben gedelibereerd
    • jullie hebben gedelibereerd
    • zij hebben gedelibereerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gedelibereerd
    • jij had gedelibereerd
    • hij/zij/het had gedelibereerd
    • wij hadden gedelibereerd
    • jullie hadden gedelibereerd
    • zij hadden gedelibereerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal delibereren
    • jij zult delibereren
    • hij/zij/het zal delibereren
    • wij zullen delibereren
    • jullie zullen delibereren
    • zij zullen delibereren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gedelibereerd hebben
    • jij zult gedelibereerd hebben
    • hij/zij/het zal gedelibereerd hebben
    • wij zullen gedelibereerd hebben
    • jullie zullen gedelibereerd hebben
    • zij zullen gedelibereerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou delibereren
    • jij zou delibereren
    • hij/zij/het zou delibereren
    • wij zouden delibereren
    • jullie zouden delibereren
    • zij zouden delibereren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gedelibereerd
    • jij zou hebben gedelibereerd
    • hij/zij/het zou hebben gedelibereerd
    • wij zouden hebben gedelibereerd
    • jullie zouden hebben gedelibereerd
    • zij zouden hebben gedelibereerd
  • Imperatief

    • jij delibereer
    • jullie delibereert