Vervoeging van demonetiseren

Onbepaalde wijs (infinitief): demonetiseren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik demonetiseer
    • jij demonetiseert
    • hij/zij/het demonetiseert
    • wij demonetiseren
    • jullie demonetiseren
    • zij demonetiseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik demonetiseerde
    • jij demonetiseerde
    • hij/zij/het demonetiseerde
    • wij demonetiseerden
    • jullie demonetiseerden
    • zij demonetiseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gedemonetiseerd
    • jij hebt gedemonetiseerd
    • hij/zij/het heeft gedemonetiseerd
    • wij hebben gedemonetiseerd
    • jullie hebben gedemonetiseerd
    • zij hebben gedemonetiseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gedemonetiseerd
    • jij had gedemonetiseerd
    • hij/zij/het had gedemonetiseerd
    • wij hadden gedemonetiseerd
    • jullie hadden gedemonetiseerd
    • zij hadden gedemonetiseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal demonetiseren
    • jij zult demonetiseren
    • hij/zij/het zal demonetiseren
    • wij zullen demonetiseren
    • jullie zullen demonetiseren
    • zij zullen demonetiseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gedemonetiseerd hebben
    • jij zult gedemonetiseerd hebben
    • hij/zij/het zal gedemonetiseerd hebben
    • wij zullen gedemonetiseerd hebben
    • jullie zullen gedemonetiseerd hebben
    • zij zullen gedemonetiseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou demonetiseren
    • jij zou demonetiseren
    • hij/zij/het zou demonetiseren
    • wij zouden demonetiseren
    • jullie zouden demonetiseren
    • zij zouden demonetiseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gedemonetiseerd
    • jij zou hebben gedemonetiseerd
    • hij/zij/het zou hebben gedemonetiseerd
    • wij zouden hebben gedemonetiseerd
    • jullie zouden hebben gedemonetiseerd
    • zij zouden hebben gedemonetiseerd
  • Imperatief

    • jij demonetiseer
    • jullie demonetiseert