Vervoeging van dichtnaaien

Onbepaalde wijs (infinitief): dichtnaaien

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik naai dicht
    • jij naait dicht
    • hij/zij/het naait dicht
    • wij naaien dicht
    • jullie naaien dicht
    • zij naaien dicht
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik naaide dicht
    • jij naaide dicht
    • hij/zij/het naaide dicht
    • wij naaiden dicht
    • jullie naaiden dicht
    • zij naaiden dicht
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb dichtgenaaid
    • jij hebt dichtgenaaid
    • hij/zij/het heeft dichtgenaaid
    • wij hebben dichtgenaaid
    • jullie hebben dichtgenaaid
    • zij hebben dichtgenaaid
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had dichtgenaaid
    • jij had dichtgenaaid
    • hij/zij/het had dichtgenaaid
    • wij hadden dichtgenaaid
    • jullie hadden dichtgenaaid
    • zij hadden dichtgenaaid
  • Toekomende tijd I

    • ik zal dichtnaaien
    • jij zult dichtnaaien
    • hij/zij/het zal dichtnaaien
    • wij zullen dichtnaaien
    • jullie zullen dichtnaaien
    • zij zullen dichtnaaien
  • Toekomende tijd II

    • ik zal dichtgenaaid hebben
    • jij zult dichtgenaaid hebben
    • hij/zij/het zal dichtgenaaid hebben
    • wij zullen dichtgenaaid hebben
    • jullie zullen dichtgenaaid hebben
    • zij zullen dichtgenaaid hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou dichtnaaien
    • jij zou dichtnaaien
    • hij/zij/het zou dichtnaaien
    • wij zouden dichtnaaien
    • jullie zouden dichtnaaien
    • zij zouden dichtnaaien
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben dichtgenaaid
    • jij zou hebben dichtgenaaid
    • hij/zij/het zou hebben dichtgenaaid
    • wij zouden hebben dichtgenaaid
    • jullie zouden hebben dichtgenaaid
    • zij zouden hebben dichtgenaaid
  • Imperatief

    • jij naai dicht
    • jullie naait dicht

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van dichtnaaien