Vervoeging van dichtspringen

Onbepaalde wijs (infinitief): dichtspringen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het springt dicht
    • zij springen dicht
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het sprong dicht
    • zij sprongen dicht
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het is dichtgesprongen
    • zij zijn dichtgesprongen
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het was dichtgesprongen
    • zij waren dichtgesprongen
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal dichtspringen
    • zij zult dichtspringen
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal dichtgesprongen zijn
    • zij zult dichtgesprongen zijn
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal dichtspringen
    • zij zullen dichtspringen
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal zijn dichtgesprongen
    • zij zullen zijn dichtgesprongen