Vervoeging van dogmatiseren

Onbepaalde wijs (infinitief): dogmatiseren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik dogmatiseer
    • jij dogmatiseert
    • hij/zij/het dogmatiseert
    • wij dogmatiseren
    • jullie dogmatiseren
    • zij dogmatiseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik dogmatiseerde
    • jij dogmatiseerde
    • hij/zij/het dogmatiseerde
    • wij dogmatiseerden
    • jullie dogmatiseerden
    • zij dogmatiseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gedogmatiseerd
    • jij hebt gedogmatiseerd
    • hij/zij/het heeft gedogmatiseerd
    • wij hebben gedogmatiseerd
    • jullie hebben gedogmatiseerd
    • zij hebben gedogmatiseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gedogmatiseerd
    • jij had gedogmatiseerd
    • hij/zij/het had gedogmatiseerd
    • wij hadden gedogmatiseerd
    • jullie hadden gedogmatiseerd
    • zij hadden gedogmatiseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal dogmatiseren
    • jij zult dogmatiseren
    • hij/zij/het zal dogmatiseren
    • wij zullen dogmatiseren
    • jullie zullen dogmatiseren
    • zij zullen dogmatiseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gedogmatiseerd hebben
    • jij zult gedogmatiseerd hebben
    • hij/zij/het zal gedogmatiseerd hebben
    • wij zullen gedogmatiseerd hebben
    • jullie zullen gedogmatiseerd hebben
    • zij zullen gedogmatiseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou dogmatiseren
    • jij zou dogmatiseren
    • hij/zij/het zou dogmatiseren
    • wij zouden dogmatiseren
    • jullie zouden dogmatiseren
    • zij zouden dogmatiseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gedogmatiseerd
    • jij zou hebben gedogmatiseerd
    • hij/zij/het zou hebben gedogmatiseerd
    • wij zouden hebben gedogmatiseerd
    • jullie zouden hebben gedogmatiseerd
    • zij zouden hebben gedogmatiseerd
  • Imperatief

    • jij dogmatiseer
    • jullie dogmatiseert