Vervoeging van doodbloeden

Onbepaalde wijs (infinitief): doodbloeden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bloed dood
    • jij bloedt dood
    • hij/zij/het bloedt dood
    • wij bloeden dood
    • jullie bloeden dood
    • zij bloeden dood
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bloedde dood
    • jij bloedde dood
    • hij/zij/het bloedde dood
    • wij bloedden dood
    • jullie bloedden dood
    • zij bloedden dood
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben doodgebloed
    • jij bent doodgebloed
    • hij/zij/het is doodgebloed
    • wij zijn doodgebloed
    • jullie zijn doodgebloed
    • zij zijn doodgebloed
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was doodgebloed
    • jij was doodgebloed
    • hij/zij/het was doodgebloed
    • wij waren doodgebloed
    • jullie waren doodgebloed
    • zij waren doodgebloed
  • Toekomende tijd I

    • ik zal doodbloeden
    • jij zult doodbloeden
    • hij/zij/het zal doodbloeden
    • wij zullen doodbloeden
    • jullie zullen doodbloeden
    • zij zullen doodbloeden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal doodgebloed zijn
    • jij zult doodgebloed zijn
    • hij/zij/het zal doodgebloed zijn
    • wij zullen doodgebloed zijn
    • jullie zullen doodgebloed zijn
    • zij zullen doodgebloed zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou doodbloeden
    • jij zou doodbloeden
    • hij/zij/het zou doodbloeden
    • wij zouden doodbloeden
    • jullie zouden doodbloeden
    • zij zouden doodbloeden
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn doodgebloed
    • jij zou zijn doodgebloed
    • hij/zij/het zou zijn doodgebloed
    • wij zouden zijn doodgebloed
    • jullie zouden zijn doodgebloed
    • zij zouden zijn doodgebloed
  • Imperatief

    • jij bloed dood
    • jullie bloedt dood

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van doodbloeden