Vervoeging van doodvriezen

Onbepaalde wijs (infinitief): doodvriezen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik vries dood
    • jij vriest dood
    • hij/zij/het vriest dood
    • wij vriezen dood
    • jullie vriezen dood
    • zij vriezen dood
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik vroor dood
    • jij vroor dood
    • hij/zij/het vroor dood
    • wij vroren dood
    • jullie vroren dood
    • zij vroren dood
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb doodgevroren
    • jij hebt doodgevroren
    • hij/zij/het heeft doodgevroren
    • wij hebben doodgevroren
    • jullie hebben doodgevroren
    • zij hebben doodgevroren
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had doodgevroren
    • jij had doodgevroren
    • hij/zij/het had doodgevroren
    • wij hadden doodgevroren
    • jullie hadden doodgevroren
    • zij hadden doodgevroren
  • Toekomende tijd I

    • ik zal doodvriezen
    • jij zult doodvriezen
    • hij/zij/het zal doodvriezen
    • wij zullen doodvriezen
    • jullie zullen doodvriezen
    • zij zullen doodvriezen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal doodgevroren hebben
    • jij zult doodgevroren hebben
    • hij/zij/het zal doodgevroren hebben
    • wij zullen doodgevroren hebben
    • jullie zullen doodgevroren hebben
    • zij zullen doodgevroren hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou doodvriezen
    • jij zou doodvriezen
    • hij/zij/het zou doodvriezen
    • wij zouden doodvriezen
    • jullie zouden doodvriezen
    • zij zouden doodvriezen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben doodgevroren
    • jij zou hebben doodgevroren
    • hij/zij/het zou hebben doodgevroren
    • wij zouden hebben doodgevroren
    • jullie zouden hebben doodgevroren
    • zij zouden hebben doodgevroren
  • Imperatief

    • jij vries dood
    • jullie vriest dood