Vervoeging van doormeten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik meet door
    • jij meet door
    • hij/zij/het meet door
    • wij meten door
    • jullie meten door
    • zij meten door
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik mat door
    • jij mat door
    • hij/zij/het mat door
    • wij maten door
    • jullie maten door
    • zij maten door
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb doorgemeten
    • jij hebt doorgemeten
    • hij/zij/het heeft doorgemeten
    • wij hebben doorgemeten
    • jullie hebben doorgemeten
    • zij hebben doorgemeten
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had doorgemeten
    • jij had doorgemeten
    • hij/zij/het had doorgemeten
    • wij hadden doorgemeten
    • jullie hadden doorgemeten
    • zij hadden doorgemeten
  • Toekomende tijd I

    • ik zal doormeten
    • jij zult doormeten
    • hij/zij/het zal doormeten
    • wij zullen doormeten
    • jullie zullen doormeten
    • zij zullen doormeten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal doorgemeten hebben
    • jij zult doorgemeten hebben
    • hij/zij/het zal doorgemeten hebben
    • wij zullen doorgemeten hebben
    • jullie zullen doorgemeten hebben
    • zij zullen doorgemeten hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou doormeten
    • jij zou doormeten
    • hij/zij/het zou doormeten
    • wij zouden doormeten
    • jullie zouden doormeten
    • zij zouden doormeten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben doorgemeten
    • jij zou hebben doorgemeten
    • hij/zij/het zou hebben doorgemeten
    • wij zouden hebben doorgemeten
    • jullie zouden hebben doorgemeten
    • zij zouden hebben doorgemeten
  • Imperatief

    • jij meet door
    • jullie meet door