Vervoeging van doorschijnen

Onbepaalde wijs (infinitief): doorschijnen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het doorschijnt
    • zij doorschijnen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het doorscheen
    • zij doorschenen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft doorschenen
    • zij hebben doorschenen
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had doorschenen
    • zij hadden doorschenen
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal doorschijnen
    • zij zult doorschijnen
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal doorschenen hebben
    • zij zult doorschenen hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal doorschijnen
    • zij zullen doorschijnen
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben doorschenen
    • zij zullen hebben doorschenen

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van doorschijnen