Vervoeging van doorzijgen

Onbepaalde wijs (infinitief): doorzijgen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het zijgt door
    • zij zijgen door
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het zeeg door
    • zij zegen door
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft doorgezegen
    • zij hebben doorgezegen
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had doorgezegen
    • zij hadden doorgezegen
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal doorzijgen
    • zij zult doorzijgen
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal doorgezegen hebben
    • zij zult doorgezegen hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal doorzijgen
    • zij zullen doorzijgen
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben doorgezegen
    • zij zullen hebben doorgezegen