Vervoeging van draperen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik drapeer
    • jij drapeert
    • hij/zij/het drapeert
    • wij draperen
    • jullie draperen
    • zij draperen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik drapeerde
    • jij drapeerde
    • hij/zij/het drapeerde
    • wij drapeerden
    • jullie drapeerden
    • zij drapeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gedrapeerd
    • jij hebt gedrapeerd
    • hij/zij/het heeft gedrapeerd
    • wij hebben gedrapeerd
    • jullie hebben gedrapeerd
    • zij hebben gedrapeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gedrapeerd
    • jij had gedrapeerd
    • hij/zij/het had gedrapeerd
    • wij hadden gedrapeerd
    • jullie hadden gedrapeerd
    • zij hadden gedrapeerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal draperen
    • jij zult draperen
    • hij/zij/het zal draperen
    • wij zullen draperen
    • jullie zullen draperen
    • zij zullen draperen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gedrapeerd hebben
    • jij zult gedrapeerd hebben
    • hij/zij/het zal gedrapeerd hebben
    • wij zullen gedrapeerd hebben
    • jullie zullen gedrapeerd hebben
    • zij zullen gedrapeerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou draperen
    • jij zou draperen
    • hij/zij/het zou draperen
    • wij zouden draperen
    • jullie zouden draperen
    • zij zouden draperen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gedrapeerd
    • jij zou hebben gedrapeerd
    • hij/zij/het zou hebben gedrapeerd
    • wij zouden hebben gedrapeerd
    • jullie zouden hebben gedrapeerd
    • zij zouden hebben gedrapeerd
  • Imperatief

    • jij drapeer
    • jullie drapeert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van draperen