Vervoeging van duelleren
Onbepaalde wijs (infinitief): duelleren
				
				Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik duelleer
 - jij duelleert
 - hij/zij/het duelleert
 - wij duelleren
 - jullie duelleren
 - zij duelleren
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik duelleerde
 - jij duelleerde
 - hij/zij/het duelleerde
 - wij duelleerden
 - jullie duelleerden
 - zij duelleerden
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geduelleerd
 - jij hebt geduelleerd
 - hij/zij/het heeft geduelleerd
 - wij hebben geduelleerd
 - jullie hebben geduelleerd
 - zij hebben geduelleerd
 
Voltooid verleden tijd
- ik had geduelleerd
 - jij had geduelleerd
 - hij/zij/het had geduelleerd
 - wij hadden geduelleerd
 - jullie hadden geduelleerd
 - zij hadden geduelleerd
 
Toekomende tijd I
- ik zal duelleren
 - jij zult duelleren
 - hij/zij/het zal duelleren
 - wij zullen duelleren
 - jullie zullen duelleren
 - zij zullen duelleren
 
Toekomende tijd II
- ik zal geduelleerd hebben
 - jij zult geduelleerd hebben
 - hij/zij/het zal geduelleerd hebben
 - wij zullen geduelleerd hebben
 - jullie zullen geduelleerd hebben
 - zij zullen geduelleerd hebben
 
Conditionalis I
- ik zou duelleren
 - jij zou duelleren
 - hij/zij/het zou duelleren
 - wij zouden duelleren
 - jullie zouden duelleren
 - zij zouden duelleren
 
Conditionalis II
- ik zou hebben geduelleerd
 - jij zou hebben geduelleerd
 - hij/zij/het zou hebben geduelleerd
 - wij zouden hebben geduelleerd
 - jullie zouden hebben geduelleerd
 - zij zouden hebben geduelleerd
 
Imperatief
- jij duelleer
 - jullie duelleert