Vervoeging van fingeren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik fingeer
    • jij fingeert
    • hij/zij/het fingeert
    • wij fingeren
    • jullie fingeren
    • zij fingeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik fingeerde
    • jij fingeerde
    • hij/zij/het fingeerde
    • wij fingeerden
    • jullie fingeerden
    • zij fingeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gefingeerd
    • jij hebt gefingeerd
    • hij/zij/het heeft gefingeerd
    • wij hebben gefingeerd
    • jullie hebben gefingeerd
    • zij hebben gefingeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gefingeerd
    • jij had gefingeerd
    • hij/zij/het had gefingeerd
    • wij hadden gefingeerd
    • jullie hadden gefingeerd
    • zij hadden gefingeerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal fingeren
    • jij zult fingeren
    • hij/zij/het zal fingeren
    • wij zullen fingeren
    • jullie zullen fingeren
    • zij zullen fingeren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gefingeerd hebben
    • jij zult gefingeerd hebben
    • hij/zij/het zal gefingeerd hebben
    • wij zullen gefingeerd hebben
    • jullie zullen gefingeerd hebben
    • zij zullen gefingeerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou fingeren
    • jij zou fingeren
    • hij/zij/het zou fingeren
    • wij zouden fingeren
    • jullie zouden fingeren
    • zij zouden fingeren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gefingeerd
    • jij zou hebben gefingeerd
    • hij/zij/het zou hebben gefingeerd
    • wij zouden hebben gefingeerd
    • jullie zouden hebben gefingeerd
    • zij zouden hebben gefingeerd
  • Imperatief

    • jij fingeer
    • jullie fingeert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van fingeren