Vervoeging van flocculeren

Onbepaalde wijs (infinitief): flocculeren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het flocculeert
    • zij flocculeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het flocculeerde
    • zij flocculeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het is geflocculeerd
    • zij zijn geflocculeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het was geflocculeerd
    • zij waren geflocculeerd
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal flocculeren
    • zij zult flocculeren
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal geflocculeerd zijn
    • zij zult geflocculeerd zijn
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal flocculeren
    • zij zullen flocculeren
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal zijn geflocculeerd
    • zij zullen zijn geflocculeerd