Vervoeging van formaliseren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik formaliseer
- jij formaliseert
- hij/zij/het formaliseert
- wij formaliseren
- jullie formaliseren
- zij formaliseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik formaliseerde
- jij formaliseerde
- hij/zij/het formaliseerde
- wij formaliseerden
- jullie formaliseerden
- zij formaliseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geformaliseerd
- jij hebt geformaliseerd
- hij/zij/het heeft geformaliseerd
- wij hebben geformaliseerd
- jullie hebben geformaliseerd
- zij hebben geformaliseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geformaliseerd
- jij had geformaliseerd
- hij/zij/het had geformaliseerd
- wij hadden geformaliseerd
- jullie hadden geformaliseerd
- zij hadden geformaliseerd
Toekomende tijd I
- ik zal formaliseren
- jij zult formaliseren
- hij/zij/het zal formaliseren
- wij zullen formaliseren
- jullie zullen formaliseren
- zij zullen formaliseren
Toekomende tijd II
- ik zal geformaliseerd hebben
- jij zult geformaliseerd hebben
- hij/zij/het zal geformaliseerd hebben
- wij zullen geformaliseerd hebben
- jullie zullen geformaliseerd hebben
- zij zullen geformaliseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou formaliseren
- jij zou formaliseren
- hij/zij/het zou formaliseren
- wij zouden formaliseren
- jullie zouden formaliseren
- zij zouden formaliseren
Conditionalis II
- ik zou hebben geformaliseerd
- jij zou hebben geformaliseerd
- hij/zij/het zou hebben geformaliseerd
- wij zouden hebben geformaliseerd
- jullie zouden hebben geformaliseerd
- zij zouden hebben geformaliseerd
Imperatief
- jij formaliseer
- jullie formaliseert