Vervoeging van gelijklopen

Onbepaalde wijs (infinitief): gelijklopen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het loopt gelijk
    • zij lopen gelijk
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het liep gelijk
    • zij liepen gelijk
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft gelijkgelopen
    • zij hebben gelijkgelopen
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had gelijkgelopen
    • zij hadden gelijkgelopen
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal gelijklopen
    • zij zult gelijklopen
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal gelijkgelopen hebben
    • zij zult gelijkgelopen hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal gelijklopen
    • zij zullen gelijklopen
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben gelijkgelopen
    • zij zullen hebben gelijkgelopen

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van gelijklopen